Oneindig veel verhalen verzinnen voor kinderen
Verhalen verzinnen kun jij ook. Bijvoorbeeld een verhaaltje voor het slapen gaan. Of een kort verhaal als je vijf minuutjes over hebt met een groep kinderen.
Verhalen verzinnen: basisprincipes
💡 Hoe meer je moet bedenken, hoe moeilijker je het jezelf maakt.
Aan het begin van dit artikel trap ik even een paar open deuren in.
Wist je trouwens dat oom Kees deze deur ooit ingetrapt heeft? Ja, de keukendeur. Nou, dat kwam zo, tante Anita…
Je hebt al een hele hoop ‘grondstof’ voor het verzinnen van verhalen om je heen. De plek waar je bent, alles wat je die dag meegemaakt hebt, verhalen die je je vaag herinnert, alles wat boven komt borrelen in je hoofd. Gebruik alles wat je al hebt, dan hoef je dat niet meer te bedenken!
💡 Het gaat om het plezier dat je samen met het verhaal hebt.
Kinderen zijn niet zo geïnteresseerd in een ‘perfect’ verhaal. Dat het op dat moment ontstaat, dat is de magie!
Een verhaal dat je uit de lucht plukt, hoe leuk is dat?
💡 Origineel proberen te zijn is de grootste blokkade die je voor jezelf kunt opwerpen.
Je idee moet toch wel briljant zijn. Heel origineel. Creatief. Uniek.
Nèh… De bekende improvisator Keith Johnstone kwam tot de verrassende conclusie dat dat je niet verder helpt.
Kijk gewoon welk idee er het eerste opborrelt en doe daar wat mee.
Dat voorkomt ook dat je blokkeert en geen ideeën meer hebt.
Het gaat over ons
Een verhaal heeft altijd personages. Over wie gaat het?
Maak het jezelf makkelijk en recycle je personages.
Dat deed Annie M. G. Smidt ook met veel succes in haar verhalen over Jip en Janneke.
Vaste personages Jip en Janneke zitten in vrijwel elk verhaaltje. Hondje Takkie en poes Siepie spelen de belangrijkste bijrollen.
Wist je dat Annie M. G. Schmidt elke week zo’n verhaaltje in vijf minuten uit haar mouw schudde?
Één van de dingen die daarbij hielp was dat ze niet steeds alles hoefde te verzinnen. Ze wist immers al over welke personages het ging.
❓ Welke terugkerende personages zouden goed passen bij de kinderen voor wie jij vertelt?
Verderop in dit artikel geef ik je nog specifieke tips voor personages die goed aansluiten bij jonge en oudere kinderen.
Dit is er aan de hand
Ok, stel nou dat je de personages hebt. Hoe kun je nu bij die personages verhalen verzinnen?
Voor hele jonge kinderen (denk aan Jip en Janneke) hoeft er niet zoveel aan de hand te zijn.
Hoe ouder kinderen worden, hoe belangrijker het is dat er iets gebeurt in je verhaal.
Wat er aan de hand is, zou je in drie categorieën in kunnen delen:
Er gebeurt iets onverwachts
- Voorbeeld: Er word een enorm groot pakket bezorgd bij Liesje.
- Of: Op de stoep staat plotseling een mooie rode fiets.
- Of: Een onbekende oom komt op bezoek.
Als er iets onverwachts gebeurt, leidt dat vaak tot een probleem of een droom.
Er is een probleem
- Voorbeeld: Er zijn stropers in het bos achter het huis van Wouter en Wim die jagen op herten.
- Of: Charmaine wil geen BFF meer met Ruth zijn.
- Of: Eekhoorn is vergeten waar hij zijn nootjes verstopt heeft.
Er is een droom
- Voorbeeld: Jessica wil heel graag meedoen met The Voice.
- Of: Obed wil heel graag het politiestation van LEGO kopen.
- Of: Hond Olivier wil graag een nieuw baasje.
❓ Wat zou er aan de hand kunnen zijn bij één van jouw personages?
Verhalen verzinnen: Brei er een einde aan
Ok, je begint met de personages.
Dan is er iets aan de hand.
Ga verder met wat je het eerste invalt. Hoe reageren je personages?
Het verhaal gaat langzaam naar de oplossing.
We komen er achter hoe ze omgingen met dat onverwachte, of met het probleem, of met de droom.
Het is vaak interessant als dat niet gelijk lukt!
En als je dan bij die oplossing gekomen bent, laat het verhaal dan snel aflopen.
Let op: als je personages hergebruikt, is het handig als ze er zonder al te veel kleerscheuren vanaf komen. Kinderen onthouden alles 🙂
Twee voorbeelden
Het jongere kind
De wereld van jongere kinderen (4-8 jaar) is nog een stuk kleiner dan die van ons volwassenen.
Voor hen werken personages goed die dicht bij henzelf liggen en dezelfde soort dingen meemaken en voelen. Bijvoorbeeld een jongen of meisje van hun leeftijd. Of een dier dat ze kennen.
Ook als je kijkt naar wat het personage meemaakt, kun je eenvoudig de gebeurtenissen van die dag of die week gebruiken.
- Is Jessy gevallen en haar knie nu helemaal blauw? Eekhoorn Bas viel ook ooit uit de boom en toen was zijn hele staart blauw.
- Is Mariska bij het bezoek aan de kinderboerderij een beetje bang geworden van de grote Lama? Stoere Sasha is ook altijd bang van dingen die groter zijn dan haarzelf.
- Heeft Ali nooit zin in rekenen? Weet je wie er ook nooit zin heeft in rekenen? Kwibus de Koe. En toch moet ‘ie van de boer elke keer alle andere koeien tellen.
Voorbeeld ‘Sem wil de bal!’
Sem houdt van blauw. Van blauwe kleren, van papa’s blauwe auto en van zijn nieuwe wit-met-blauwe-bal. Op maandag neemt hij hem mee naar school.
Op school speelt hij er samen mee met zijn vrienden.
Maar dan wil hij liever in de zandbak spelen. Henry mag wel even met de bal.
Het is toch niet zo leuk in de zandbak. Sem loopt naar Henry. Nu wil hij alleen met de bal spelen.
Maar Henry geeft de bal niet terug!!!
(…)
Toelichting
Sem is het personage dat ik vaker gebruik. Een jongetje dat houdt van blauw. De gebeurtenis is iets wat die week gebeurd is (maar dan met een ander voorwerp, op een andere plek etc.).
Het oudere kind
Vanaf een jaar of 8 krijgen oudere kinderen steeds meer interesse in de grote wijde wereld. Ze kunnen zich ook meer voorstellen en zich beter inleven in personages die verder van hen afstaan.
Wat nog steeds werkt voor personages is om kinderen te kiezen van hun eigen leeftijd. Dieren kan ook nog, maar kies dan voor dieren die iets verder weg staan, anders vinden ze het al gauw kinderachtig.
Oudere kinderen hebben het vaak door als je verhalen baseert op dingen die ze recent meegemaakt hebben. Het werkt beter als je wel het gevoel erin verwerkt, maar niet de gebeurtenis zelf.
Wat ook een vraag is die bij oudere kinderen altijd speelt is of het ‘echt gebeurd‘ is.
Voorbeeld: Klutz, de vegetarische draak
Midden in de bossen lag een klein dorp: Zokazia. Er woonden niet zoveel mensen en de meeste waren boer.
Ver weg, in de hoofdstad, regeerde een afschrikwekkende Koningin. Maar gelukkig lag Zokazia zo afgelegen dat ze daar weinig last van hadden.
Op een dag vond Jez in een donkere grot een drakenei. Het was doorzichtig en je kon het kleine draakje er in zien rondzwemmen. Toen ze het ei opentikte ving ze het draakje op en maakte een fijn plekje in de grot.
Ze voerde hem altijd groente en fruit en uiteindelijk werd Klutz een grote vuurspuwende vegetarische draak.
Op een dag kwam de koningin met een groot leger aanmarcheren door de bossen heen. Naar Zokazia. Ze kwam belasting innen, en wilde alle oudste kinderen meenemen om voor haar te gaan werken…
Toelichting
Oudere kinderen lezen graag boeken waarin ze meegenomen worden naar andere tijden en andere werelden.
Door het dorp Zokazia te creeëren kan ik daar allerlei verhalen zich laten afspelen. Ik heb mijn personages: Jez, het oudste meisje van een gezin. Klutz, de draak. En, als dreiging op afstand, de Afschrikwekkende Koningin.
Met die ingrediënten kan ik allerlei verhalen vertellen:
- Over hoe Jez het drakenei ontdekt en Klutz geboren wordt.
- Over hoe Klutz opgroeit en op een dag per ongeluk een schaap eet.
- Over wat Jez en Klutz doen aan de Afschrikwekkende Koningin en haar leger.
En ik weet zeker, dat als ik een paar verhalen verteld heb, kinderen vragen zullen stellen over die wereld. Of dat ik zelf nog meer ideeën krijg voor verhalen.
Tot slot
Ik hoop dat je na het lezen van dit artikel ziet hoe gemakkelijk en hoe leuk het is om zelf korte verhalen te verzinnen. Als ik je daarmee een duwtje heb gegeven om het eens te proberen, mooi!
En, zoals altijd geldt bij verhalen vertellen: oefening baart kunst!
Je kunt heel lang over iets praten, maar beter is om het gewoon een keertje te doen. 🙂